over kunst in de publieke ruimte
een essay (verkorte versie) door amber dewaele (mei 2019),
voor het vak onderzoek II

“Kunst ontroert” is iets wat ik al vaker heb horen vallen. Een bijna transcendentale ervaring die de kijker jarenlang meedraagt en er vaak op terug blikt. Zelf kan ik dit gevoel niet bevestigen aangezien dit onbekend is voor mij. In de godsdienstlessen doorheen het secundair onderwijs kwam het woord “transcendentaal” aan bod. Nooit eerder had ik iets over dit duur begrip vernomen. Het werd gekoppeld aan levenservaringen door allerhande gebeurtenissen of situaties, waaronder ook de transcendentie bij de kunstervaring.

Kunst als ontspanning
“Wat telt in kunst is zo niet wàt ze zegt of leert, maar het doordrongen worden van wat men weet. Het gaat om intensiteit, om verhevigd besef. En inderdaad, mevrouw, mijnheer, die intensiteit kan slechts ervaren worden, en niemand kan ze ‘nazeggen’.” (Verschaffel, 1996)

Volgens kunstcriticus en hoogleraar Bart Verschaffel, in Over kunst, ontroering en kritiek, is kunst mede het resultaat van de eentonige of intensieve arbeid door de mens. Het wordt gezien als ontspanning of verstrooiing in het dagelijkse leven. Kunst moet daarom intense belevenissen veroorzaken om zo de dag te breken, om te amuseren, om kortom te ontsnappen aan de dagelijkse sleur. (Verschaffel, 1996) (Dewaele, 2019) In bovenstaand citaat spreekt hij over dat kunst niet nagezegd kan worden en dat omgekeerd de kunst ons ook niets leert. Deze woorden beschrijven het doel van de kunst heel kort en krachtig. Onze kennis bepaalt grotendeels wat we zien, net zoals het spreekwoordelijke dat we enkel horen wat we willen horen. We zullen altijd op zoek gaan naar wat ontbreekt. De dagelijkse chaos kan doorbroken worden door er betekenis aan te geven, net zoals kunst betekenis kan geven aan dergelijke situaties. Het maken van kunst, dient voor velen als een uitlaatklep van de dagelijkse sleur.

De publieke ruimte
De publieke ruimte en haar relatie met kunst valt moeilijk te definiëren of in woorden te brengen, aldus kunsthistoricus en hoogleraar Lut Pil in Kunst in de publieke ruimte. Dit boek met een visie over de kunst met betrekking tot de publieke ruimte staat onder de redactie van Lut Pil en Jan Baetens. In het inleidend hoofdstuk schrijft Lut Pil over de twee begrippen en hoe ze zich verhouden ten opzichte van elkaar. Kunst en de publieke ruimte strekken zich naarmate de tijd verder en verder uit, waaronder in deze tijd het internet een van de grootste vindplaatsen is. De kunsthistoricus stelt de vraag of deze nauwsluitend aan elkaar verbonden zijn of dat deze ook los van elkaar kunnen staan zonder al dan niet een andere betekenis en context te creëren. (Pil & Baetens, 1998, p5)

Volgens het Van Dale kan “kunst” verstaan worden onder het vermogen om schoonheid te scheppen en esthetisch genot op te wekken. “Een door de grote massa betreedbare plaats zonder dat deze massa wordt aangesproken in haar mondigheid, kan gedefinieerd worden als publieke ruimte”, aldus Pil. Jürgen Habermas, een Duits filosoof en socioloog, beschrijft de publieke ruimte of de “public sphere” als “a realm of our social life in which something approaching public opinion can be formed. Acces is guaranteed to all citizens. A portion of the public sphere comes into being in every conversation in which private individuals assemble to form a public body.” (Habermas, 1964, p49) Daaraan voegt hij toe dat de openbaarheid van de ruimte niet in het idee ligt van de toegankelijkheid, maar net in het gebruik van de ruimte. Het concept van de publieke ruimte treedt met andere woorden in werking als het weldegelijk gebruikt wordt. Op die manier is de openbare ruimte diep verbonden met de burger / gebruiker. De wisselwerking tussen de verschillende aanwezigheden van de gebruikers zullen zowel de functie als de ervaring ervan bepalen. Met daaraan toegevoegd de woorden van Pil dat de massa die zich in die ruimte bevindt, niet kan aangesproken worden over hun handelingsbekwaamheid.

De aanwezigheid van kunst in de publieke ruimte
De publieke ruimte kan ingericht worden tot een museum. De aanwezige kunstwerken en interieurs vullen de al dan niet grote zalen die de sfeer bepalen waarin later de bezoeker terechtkomt. Kennis en verdeelde meningen in de wereld van vandaag worden gebundeld tot een ruimte vol kunst.
De bezoeker is er vrij van meningsuiting; iedereen ervaart er een totaal andere belevenis.

Ik zocht op of er omtrent dit gedrag al een bepaalde theorie bestond. Zo botste ik op het “photo-taking impairment effect”, vrij vertaald als de waardevermindering door het nemen van foto’s. Dit beschrijft het bovenstaand gevoel waarbij potentiële context en kennis betreffende het werk wegvalt bij het nemen van foto’s. Twee experimenten werden uitgevoerd door Linda Henkel waarbij een groep participanten bij bepaalde objecten een foto mochten maken terwijl de andere enkel mochten toekijken. Hieruit bleek, na een enquête de dag nadien bij diezelfde groep, dat diegene die het werk enkel mochten bekijken veel beter scoorden. Een aandachtspunt is wel dat tijdens het experiment de uitvoerder zelf besliste welke objecten mochten gefotografeerd worden, terwijl dit in het dagelijkse leven wordt bepaald door de persoon zelf. (Henkel, 2018)

De opstelling van de publieke ruimte
Net zoals supermarkten een sterke invloed hebben op het consumptiepatroon van de koper, geloof ik sterk dat musea het gedrag van de bezoeker in de hand heeft. Een tentoonstelling begeleidt je van de ene expositieruimte naar de andere, zonder dat de bezoeker hier grip op heeft of überhaupt bij stilstaat. De plaatsing van de verschillende onderdelen die onbewust interageren met de bezoeker, kan bijdragen tot het al dan niet bekijken van een kunstwerk. Om geprikkeld te worden zullen de musea veel interactieve hoeken plaatsen zodat de bezoeker op deze manier geboeid blijft. De informatie is verspreid doorheen het museum zodat de persoon niet overspoeld geraakt door de enorme hoeveelheid. Audiovisuele methoden zijn vaak een interessant gegeven voor zowel de kijker als het museum. Op die manier is er sprake van variatie en kan er op een subtiele maar indringende wijze een bepaalde hoeveelheid informatie overbrengen naar de kijker. (Doornberg & Sparreboom, 2005, p18)

Tot slot
De publieke ruimte is een toegankelijke ruimte voor iedereen die dit wenst. Er gelden er weinig tot geen regels; de gebruikers zijn er vrij. Hier valt wel op aan te merken dat ondanks de musea een vrijheid hebben, er toch beter rekening wordt gehouden met de kritieken en ervaringen van buitenaf. Door de sociale media die meer aanwezig is dan ooit tevoren, wordt alles nauwlettend in de gaten gehouden. De publieke ruimte kan ingevuld worden als kunstmuseum dat ingedeeld en ingericht wordt door de kunstenaren in kwestie of de organisatoren. De indeling of opstelling van de werken in het museum heeft een invloed op de ervaring van de kijker. Werken die meer aanwezig zijn in de ruimte of zo gepositioneerd zijn dat je ze meer fysiek aanwezig ervaart, zullen een grotere impact hebben dan wanneer het werk traditioneel aan de muur hangt. Daarnaast wordt ons gedrag deels gestuurd door de invloed van de sociale media en de andere gebruikers van de publieke ruimte. Eens we dit opzij kunnen zetten en het bewustzijn kunnen uitschakelen, naast het ervaren van de fysieke aanwezigheid van het kunstwerk, kunnen we een gevoel van ontroering ervaren. Want net zoals die enkelingen zou ik graag ooit eens de transcendentie ervaren; want inderdaad, kunst kan ontroeren.